Een combi-ontheffing wordt in principe alleen afgegeven voor klasse 1 vluchten. Dit betekent dat vluchten mogen plaats vinden:
- in ongecontroleerd luchtruim binnen Visual Line of Sight (VLOS)
- in het zicht van de bestuurder en waarnemer, maar niet hoger dan 120m (400ft) boven grond / water (AGL)
- niet verder dan 500m van vlieger/gezagvoerder
- minstens 150m (horizontaal) van mensenmenigte en bebouwing
- binnen de zichtvliegregels (VFR) binnen de daglichtperiode
NB-1
soms kan afstand van 500 worden vergroot (EVLOS) met gekwalificeerde waarnemer en geaccordeerde communicatie procedures. Deze faciliteit is er alleen wanneer dit is opgenomen in de combi-ontheffing.
NB-2
soms kan afstand tot mensen / bebouwing kleiner, afhankelijk van risicoanalyse / maatschappelijk belang; de horizontale afstand worden verkleind als het gaat om gebouwen en objecten die onder zeggenschap staan van de RPAS operator, bijvoorbeeld omdat de opdrachtgever zelf hiermee akkoord gaat; daarvoor is wel een betrouwbare RPAS + RPAS operator nodig. Deze faciliteit is er alleen wanneer dit is opgenomen in de combi-ontheffing.
NB-3
uitgangspunt is ongecontroleerd luchtruim, maar afspraken zijn mogelijk voor vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied (CTR).
NB-4
vluchten worden uitgevoerd door een team van ten minste 2 personen (vlieger + waarnemer ; 1 van hen is gezagvoerder, de waarnemer kan alleen gezagvoerder zijn wanneer deze ook is gekwalificeerd als vlieger) wanneer tijdens de vlucht aanvullende apparatuur, zoals een camera, moet worden bediend, gebeurt dat door een 3e persoon !
Alleen voor de vlieger geldt de verplichting voor het hele opleidingstraject (type training, grondschool, praktijkexamen). De waarnemer(s) moet(en) (alleen) mee doen met het praktijkexamen van de organisatie (= check of men werkt conform eigen bedrijfshandboek). De kwaliteit van de waarnemer is een verantwoordelijkheid van de organisatie (= de operator, het UAS-bedrijf). Dat geldt ook voor de persoon die bijvoorbeeld de camera bedient.
Een klasse 2 ontheffing (voor het gebruik van RPAS boven mensen, gebouwen, hoger dan 120m of verder dan 500m, in het donker, IFR ) kan in principe pas worden verleend als:
Het type UAS is voorzien van een typecertificaat (gebaseerd op internationaal geaccepteerde luchtwaardigheidseisen, bijv ICAO annex 8 of Verordening 216/2008 en
- De ontwerper gekwalificeerd is (DOA: Design Organisation Approval)
- Het systeem is gebouwd door een gekwalificeerde bouwer (POA)
- Het systeem wordt onderhouden door een gekwalificeerde organisatie (MOA)
NB:
Incidentele klasse 2 ontheffing is alleen mogelijk bij groot maatschappelijk belang in combinatie met acceptabele risico’s.