Met het eerste ben ik het eens, met het tweede niet.
En toch IS het wel zo:
Snel vliegen, tuurlijk, je moet goed sturen en snel reageren, maar dat is de kunst niet: Ik vloog 3 maanden na mijn allereerste zelfstandige vlucht, ook al zelfstandig een speedkistje in. Mischien niet het snelle spul wat jij tegenwoordig vliegt, maar met ergens tussen de 150 en 200 toch best een vlot kistje voor een 15 jarige beginner (Hegi Speedy, 3,5 cc SuperTigre racemotor, resopijp, 8 x 8 prop, en een hoop Nitro). Je hoeft niet na te denken over overtreksnelheid, en zolang je ook maar een héél klein beetje je hersens gebruikt is "nergens tegenaan vliegen" ook echt niet heel erg moeilijk. Beetje vooruit denken waar je heen wilt, en je bent er al.
De kunst is toch ECHT om je kist goed genoeg te kennen, EN om iets meer te kunnen dan alleen sturen: Je MOET, geen ontkomen aan, ruimtelijk inzicht krijgen, en methoden om afstanden in te schatten.
Voor het inschatten van snelheid helpt een licht voorlijk zwaartepunt: je voelt dan aan je hoogteroer hoe LANZAAM je gaat, want je moet wat met getrokken hoogteroer vliegen als de snelheid er uit gaat.
Door oefenen, en geleidelijk dat zwaartepunt weer naar achteren te brengen, gaat dat "gevoel" overschakelen van "hoeveel moet ik up geven voor een constante hoogte" naar "hoe vlot reageert de kist op stuursignalen". De kist wordt met afnemende snelheid wat "waziger" in de respons.
Om deze vaardigheden aan te leren, helpt het om figuren te gaan vliegen, met name de stall-figuren, maar eigenlijk alle figuren die NIT "hard rechtuit" zijn vertellen je wat over hoe de kist reageert bij verschillende snelheden.
Ruimtelijk inzicht: Ikzelf let veel op dingen als "hoe groot/hoog ziet mijn toestel er in de lucht uit, t.o.v. bekende herkenningspunten".
Er staan bomenrijen langs ons veld. Hoogte en afstand zijn "bekend" (niet in exacte getallen, maar in "orde van grootte").
Dat helpt je hoogte en afstand in te schatten. Bijvoorbeeld: één bomenrij tegenover de baan, staat op plm 100 meter afstand, bomen zijn 20~25 m hoog. Ik weet hoe groot mijn kist is, dus ik kan aan het "beeld" redelijk inschatten dat ik boven die bomenrij zit. Ik zit dan dus op 100 meter parallel aan de baan.
De ruimte aan "blauw" tussen vliegtuig en bomen vertelt me hoe hoog ik zit. Heel mooi uitgangspunt dus voor de downwind.
BIj het binnenkomen let ik op de schaduw van het toestel op de rietkraag aan de baandrempel. Beetje rekening houdend met de stand van de zon, kan dat een hele mooie indicatie zijn, dat je de baandrempel gepasseerd bent. Daarvoor moet je A) goed genoeg kunnen vliegen bij lage snelheden, om "tijd over te houden om op die schaduw te letten" en B) daadwerkelijk uit je doppen kijken.
Doe je dat vaak genoeg, dan ga je op een gegeven moment vanzelf het "beeld" herkennen van hoe groot je je kist ongeveer in beeld hebt bij die afstand.
Zoals Bertus ook zegt: Oefenen oefenen oefenen, en VOORAL: BEWUST vliegen. BEWUST observeren, BEWUST nadenken. Vooruit plannen, uitvoeren, en blijven opletten of de procedure verloopt zoals je het in gedachten had. Afbreken en opnieuw doen op het moment dat je afwijkingen ziet.
Daar is GEEN substituut voor! Alles wat ik hier boven schreef, zijn methoden om het "te leren", NIET om het "te doen".
Met toenemende vaardigheid lukt het ook wel om in plaats van af te breken, te corrigeren.