Maar de lokale Deense tolgaarders hadden dit trucje al snel door, en trapten daar niet werkelijk in.
Een ander verhaal over de vorm van een fluitschip:
Fluitschepen waren met relatief weinig bemanning te varen, en de "uitvinding" van de fluit lag rond Hoorn. Streng christelijk (doopsgezind) in die tijd, en de geloofsovertuiging van de meeste opvarenden was dat je je niet mocht verweren tegen kapers en andere aanvallers op het schip. De bolvormige romp en het smalle dek maakten enteren van het schip zeer lastig. Het eikenhout was glad en door de bolle vorm kon je er niet tegenop klimmen zonder er af te glijden.
Witsen schrijft hierover:
"Prijzelijk zijn schepen boven naeuw, om dat niet licht geëntert konnen werden: want haer puilende buiken, maeken het boort ontoespringelijck."
Overigens gaat dit over fluitschepen, en niet over kleine jachten of pinassen. Daar zoek ik nog even verder....