De zeven provinciën, André

Na de interessante discussie hierboven heb ik besloten de pardoens toch maar uit te voeren zoals Dik het getekend heeft. Waarbij ik moet bekennen dat ik die lange talies eigenlijk geen gezicht vond.
Blijft bij mij wel de vraag hoe men averij aan de stengen voorkwam als men op volle zee de stengen schoot, wat inderdaad voorkwam, zoals blijkt uit het journaal van mijn naamgenoot uit 1673:

"21 mei Zondag Pinkster (ten anker op Schooneveld)
Het begon zeer stijf te waaien, zodat wij onze raas moesten kaaien (kaaien wil zeggen dat de ra's in het verticale vlak gedraaid werden) en tegen de avond onze stengen te schieten."

Na bijna 50 jaar zeilervaring (waarvan de laatste 30 jaar op ruim water, waaronder de Nederlandse kustwateren) weet ik dat de zekerste manier om je mast te verspelen is het onvoldoende strak zetten van je verstaging waardoor er in zeegang beweging in je mast komt. Dus vraag ik me af hoe je stengen in een stijve bries (waarschijnlijk windkracht 5) kunt schieten zonder de top van deze stengen op de weg naar beneden in bedwang te houden
 
Uiteraard intrigeert mij de vraag over de lengte van de pardoens en de afstand tussen de blokken. Aangezien ik de wijsheid hiertoe niet in pacht heb ben ik eens begonnen diverse boeken door te spitten - te beginnen met een boek over de marine-schilders van de Velde. Hier valt één ding heel sterk op: op veel van hun tekeningen ontbreken de pardoens, of is het een lijntje wat ongeveer in het niets verdwijnt. Daar kwam ik dus niet veel verder.
Dan Nicolaes Witsen. Ik heb de versie van Ab Hoving uit 1994 met zijn uitleg bij de originele teksten. Dit is een fijn lezend boek daardoor. Witsen spreekt wel over pardoens en over bakstagen (verschil: een pardoen werd op de rust belegd en een bakstag op de daarachter liggende stag. Nb. de Engelsen noemen de pardoen een "backstay" - daar zit dus enig verschil - maar dit terzijde). Hij noemt daarbij de dikte van de touwen per mast en steng, maar hij geeft niet aan wat de lengte daarvan is (ik vond het tenminste niet). En opvallend: in al zijn overzichten ontbreekt de pardoen. Maar er staat in zijn boek wel een tekening van een 17e eeuws schip met het touwwerk uitgelegd. Daar vind je wel de pardoens op (zij het slechts één paar per mast), maar deze pardoens eindigen op de rust zonder ook maar iets van juffers ertussen. Ook hier kwam ik niet veel verder dus.
Dan Van Yk. Ik heb hier een herdruk van het originele boek liggen. Dat is lastig lezen dus die heb ik in eerste instantie aan de kant gelegd, maar ik kom hier verderop op terug.

Dan de voor de modelbouwer meer bekende boeken:
- Zu Mondfeld - het originele Duitse exemplaar - eerste druk uit 1977. Zijn tekeningen en informatie zijn zeer uitvoering - per eeuw opgesplitst en zeer behulpzaam voor de modelbouwer. Lengte van touwwerk vond ik er echter niet in terug. Wel schrijft hij dat de talies vaak direct boven het bovenste blok vastgesnoerd werd. Hier komen we dus wat verder mee.
Het boek van zM is overigens zeer duidelijk een modelbouwkundig jaren 70 icoon. De eigen mening van zM wordt veelvuldig naar voren gebracht ("vertrouw niet op tekeningen - die kloppen niet" of "ik hou niet van verenigingen want die zijn te stellig in wat wel kan en wat niet kan") maar het belangrijkste aspect waar het boek enigszins "mank" gaat zijn de bronnen. zM noemt verenigingen, musea, Meistergesellschaffte, maar werkelijke bronnen worden nergens genoemd. Het is ook hier dus gissen hoe zu Mondfeld zelf aan al zijn informatie gekomen is. Waarbij wel gezegd moet worden dat 90 -95 % van zijn informatie juist is. Maar we komen niet verder terug in de tijd dan 1977.
Dan heb je het 2e boek van Curti over de tuigage. Het origineel is uit 1968 - ik heb de Nederlandse vertaling uit 1976. Dit is een zinvol boek, met een hoop informatie over de tuigage, maar ook hier vond ik weinig terug over de lengte. Wel dat de afstand tussen de juffers ongeveer gelijk is als bij de hoofdtouwen van het want. Ook dit is behulpzaam.
Het volgende boek in mijn rijtje is Het VOC retourschip van Hans Kamer, bij veel mensen iets minder bekend. Geschreven in 1995 met de bouw van de Batavia in Lelystad als "basis" voor zijn boek. Hij heeft zich terdege ingelezen alvorens hij tot het boek kwam, want er worden tientallen bronnen genoemd. Er staan ook duidelijke tekeningen in het boek, maar helaas: over de pardoens (of pardoenen) staat weinig - met slechts een schematisch schetsje.
Ik heb uiteraard het boek van Dik doorgenomen. Dit is een zeer gedetailleerd boekwerk over alleen de Zeven Provincïen en is in mijn optiek zeker een ding om aan te schaffen als je het model bouwt. Ik heb dit boek ook veelvuldig geraadpleegd bij het maken van mijn schip, en alles wat Dik schrijft vindt je ook terug in de vele andere boeken. Hij schrijft over de pardoens: "de afstand tussen de blokken moet iets groter zijn dan bij de juffers". Waarom dit zo is schrijft hij niet. Hij tekent ze ook met een grotere afstand waarbij het bovenste blok (juffer) telkens een stukje boven de open reling zit. Dit wijkt dus af van zu Mondfeld en Curti.

Tot slot ben ik terug gegaan naar van Yk. Daar vond ik op pagina 229: "...een ligte Regel, om de langte van alle de touwen tot ieder maft en ree behoorende, te vinden".
(voor de duidelijkheid: om onduidelijke redenen werd een s soms als een f geschreven, maar niet altijd. Tot ieder maft wil dus niet zeggen totdat iedereen in slaap gevallen is, maar maft is dus mast).
van Yk verwijst enkele pagina's eerder naar tabellen van Nicolaas Witzen waarop hij zich baseert. In zijn overzicht (ik zal straks een foto plaatsen):
- Tot de focke-mast:
Wand-touwen, twee derde van de masts lange
Schenkels, een derde van de langte der wand-touwen
Stag, vyv sesde deelen van de Masts lange
etc. etc. etc., en:
Bakstag: een en een derde maal de langte der focke ree.

Hij noemt dus lengtes, maar schrijft ook:
"Wat nu de langte van al dese touwen aangaat, daar zijn takelmeesters die voorgeven al dit staande en loopende want, naar gewisse evenredigheid te konnen afkorten. Dog andere, (en die ik agte sediger te spreeken) bekenden sulks, aan grote scheepen, en voornamelijk omtrent het staande want, wegen desselvs breede uitgespreidheid, en het veel of weinig agter over hangen der masten, voor haar ondoenlijk te weten, en dan ook nog oit iemand hadden onmoet, die, hoe seer hy sig der konst mogt beroemen, sulks met de stucken doen blijken, of werkstellig gemaakt hadde".

Conclusie:
- er is weinig werkelijk concreets te vinden, behalve wat van Yk schrijft: 1 en 1/3 lengte van de fokke ra voor de fokkemast.
- de talie werd vastgezet net boven het bovenste blok. Je moest er dus bij kunnen, ofwel vanaf de rust, ofwel vanaf de reling. Dus de talie was relatief kort.

Ik heb de meetregel van van Yk even nagemeten op mijn model, en kom dan inderdaad net boven de reling uit.
In een tweede post hierna zal ik foto's van de ligte regel van van Yk plaatsen.

Een tweede conclusie die ik hier ook getrokken heb is dat het op de betreffende Kolderstok-tekening niet juist staat. Dit wordt voor toekomstige tekeningen aangepast.
 
IMG_20200225_202742.jpg

IMG_20200225_202757.jpg

IMG_20200225_202803.jpg
 
Hans in the ashley book of knots vond ik dat de backstays niet met een juffer vastzaten maar met een oog, net als de stag zelf ook zit. Een hartblok bijvoorbeeld en daartussen de touwen gespannen en daarna omwikkeld tot een worst. Ook meen ik iets gelezen te hebben over de dikte van het touw dat dit de helft zou zijn van de "Laniard". Tenminste over walvisvaarders en over commerciële schepen sprak hij. Over marine schepen sprak hij niet. Over lengtes had hij het ook niet, tenslotte is het een knopenboek. Misschien heb je daar iets aan, er stonden ook verwijzingen naar nog oudere boeken bij.
Wel mooi jouw speurwerk en moeilijk met dat oud Nederlands. :thumbsup:
 
in the ashley book of knots vond ik dat de backstays niet met een juffer vastzaten maar met een oog, net als de stag zelf ook zit. Een hartblok bijvoorbeeld en daartussen de touwen gespannen en daarna omwikkeld tot een worst
Dat kan zeker. Ik beperk me hier eigenlijk alleen tot Hollandse schepen, en daar had je blokken wanneer de talie makkelijk moest lopen (vanwege de schijven in het blok) en juffers wanneer de talie in zekere mate "vast" moest blijven staan. Daar werken juffers (zonder schijven) weer beter.
 
Duidelijk verhaal Hans. Ik zal me beraden dit op mijn model aan te passen. Dat is nog een dingetje. Maar ik overweeg ook dit maar te laten zo. 1 ding is duidelijk we zullen het nooit meer vergeten. ;)
 
Ik heb nog een vraagje aan @*Hans* welk ook betrekking heeft op dit schip. Je hebt de slinger stag (Stag en blinde stag die omwikkeld worden alsof het uitziet als een zigzag trap) Engelse schepen hadden dit ook en deden dit als een schip in actie kwam (zo heb ik het tenminste gelezen) Maar dit deden ze ook bij de backstay als deze dubbel uitgevoerd was. Dus mijn vraag is of dit ook bij de Nederlandse schepen de pardoens geslingerd werden?
 
Dat de stag tevens een loze stag kreeg (met de zigzag ertussen) was om te voorkomen dat deze zware jongen op het dek kletterde als ze kapot geschoten werd. Bij pardoens was dit risico minder groot omdat deze hoog vast zaten. En het was een beetje kogels verspillen om hoog in de mast te schieten. Ik heb ook nooit gehoord of gelezen dat pardoens op Hollandse schepen "gezekerd" werden.
Het meest effectief was net onder de waterlijn en op de lage staande tuigage schieten.
Hiervoor had men speciale kogels, bestaande uit twee ronde ballen met een ketting of stang ertussen. Deze begon te draaien in de lucht en trok snel alle tuigage aan gort.
 
Hiervoor had men speciale kogels, bestaande uit twee ronde ballen met een ketting of stang ertussen. Deze begon te draaien in de lucht en trok snel alle tuigage aan gort.

En niet alleen tuigage... dat spul was ook goed in amputeren. En dan heb je het nog niet over schroot of kartets waarmee van dichtbij ‘gesproeid’ werd. Die oorlogsschepen zijn mooi om te zien, maar de taferelen tijdens een slag waren minder mooi en behoorlijk bloederig.
 
@Hans ik denk dat pardoen en bakstag door elkaar gebruikt kunnen worden. De definitie die vanDale van beiden geeft is dezelfde nl. een lijn die de masttop in schuin achterwaartse richting ondersteund. Ik denk dat het woord pardoen in de loop der tijd in onbruik is geraakt. In de hedendaagde zeilerij hebben we het alleen nog over bakstagen.
Zoals ik gisteren zei had ik besloten de lange talies van de pardoens te vervangen.
Het viel vreselijk mee het aanpassen van de negen pardoens dwz slopen en vervangen door nieuwe. Nu zit het bovenste jufferblok ongeveer ter hoogte van de reling, zodat de bemanning de talie eenvoudig kan beleggen zoals dat ook bij de andere wanttalies gedaan wordt.

Img_0170.jpg


Img_0180.jpg


Img_0190.jpg


Zo nu kunnen we na dit leerzame intemezzo weer verder met het tuigen van het schip.
 
De resterende rondhouten zijn inmiddels gereed gekomen en kunnen we nu beginnen aan het avontuur zeilen maken. Mijn ene werktafel is tijdelijk "omgebouwd" tot naaiatelier middels de naaimachine en strijkbout van mijn ega.

Img_0199.jpg


Ik ga de zeilen beduidend kleiner maken dan de tekening omdat ik de zeilen in geborgen toestand aan de ra ga tonen. De stagzeilen zullen niet op het model komen. Als de zeilen geborgen werden, werden de stagzeilen onderdeks geborgen.
De zeilen worden rondom voorzien van een rolzoom (dat heet zo, werd mij door mijn ega verteld) dwz de stof wordt tweemaal omgevouwen waarna het doorgestikt wordt.
Ik doe dat op de volgende manier:
Stof éénmaal omvouwen en zo dicht mogelijk bij de rand doorstikken.

Img_0200.jpg


Daarna de overtollige stof zo dicht mogelijk bij de stiknaad afknippen.

Img_0201.jpg


Daarna het zoompje weer omvouwen en doorstikken.

Img_0202.jpg


Hierna wordt het lijkentouw met de hand rondom het zeil bevestigd met een festonsteek. Het zeil wordt daarna met alweer een festonsteek aan de ra bevestigd en na het vastknopen van de nodige blokken kan de ra op zijn plaats bevestigd worden.

Img_0203.jpg


Na het aantrekken van de gordings en het aanbrengen van een aantal zeilbanden kan het zeil tegen de ra geborgen worden.

Img_0204.jpg


Ik kom op het forum nogal eens de term reven tegen waar bergen bedoeld wordt. Reven is het zeil verkleinen om het zeiloppervlak aan te passen aan toenemende windkracht. (Overigens ook W. zu Mondfeld maakt deze vergissing.)

Inmiddels hangt ook de blinde op z'n plaats.

Img_0210.jpg
 
Ik lees net even het begin van je verslag door en zie dat je oktober begonnen bent. Dat is wel een recordtempo waarin je dit neergezet hebt!
 
Heel mooi geworden.
Wil je toch nog eens overwegen om haar in Hillegom aan ons in het echt te laten zien?
 
Back
Top