Restauratie van schoener America van Mamoli (5)
Rondhouten (vervolg)
In het vorige verslag was ik nog een punt van verschil tussen het oude en het nieuwe Mamoli model vergeten. Beter laat dan nooit...... (Hoewel ik nu achteraf zie dat ik dit punt ook al in een eerder verslag vermeld heb, maar wat beperkter qua beschrijving).
Verbinding giek aan mast
In het oude Mamoli ontwerp was de giek met een vorkverbinding en een klootrak (draad met aangeregen kralen tussen de poten van de vork, rond de mast) aan de mast verbonden. Dit soort verbindingen zie je vaak toegepast bij gaffels, maar volgens mij maar zelden bij gieken. In het nieuwe ontwerp hebben ze dit dan ook veranderd:
Dit lijkt enigzins op de lummel-lummelpotverbindingen die ook in werkelijkheid gebruikt worden. Alleen kan in bovenstaamd ontwerp de giek eigenlijk alleen in het horizontale vlak roteren, vertikaal zal dit alleen kunnen door de speling die in de verbinding zit. Ik heb daarom maar een eigen variant gemaakt (excuses voor de wat vage foto, deze is ingezoomd op een aanvankelijk veel grotere foto).
Het bestaat uit een stuk schuin afgezaagde buis met binnendiameter ø 8 mm (net zoals bij de nagelbanken) waaraan een stukje buis met een inwendige diameter van ø 2 mm is gesoldeerd als "lummelpot". De "lummel" is een stukje ø 2 mm messingdraad, waarop aan de bovenkant een zelfde stukje buis als van de lummelpot is gesoldeerd als vertikale begrenzing. Aan de bovenkant van de lummel is nog een oogje gevijld en geboord voor de latere bevestiging van de hals van het grootzeil. De lummel-lummelpot is dus het horizontale scharnier, het vertikale onstaat door een gaatje geboord door de kop van de lummel, waardoor een stukje ø 1 mm draad de verbinding verzorgt met strippen die aan beide kanten van de giek zijn gezet. Het ziet er wellicht wat grof uit, maar vergeet niet dat je het op je beeldscherm zo'n 4 x vergroot ziet.
Tot zover de aanvulling.
Zeilplan
Parallel aan de bezigheden die in het vorige verslag staan, ben ik toch maar eens gaan informeren naar dat boek van Thompson (1925), maar toen bleek dat dit aanwezig is in de bibliotheek van het Scheepvaart Museum in Amsterdam, en die lenen niet uit!!! Amsterdam is voor mij toch wel een behoorlijke reis, dus daarom ook maar eens gekeken wat er veel dichterbij, in het Maritiem Museum in Rotterdam, aanwezig is. En daar kwam ik een tweetal veel recentere interessante publikaties tegen:
John Rousmanière, Benjamin A.F. Fuller, Stuart Parnes, "The low black schooner: yacht America 1851-1945: a new history of the yacht America based on the exhibit held at Mystic Seaport Museum, November 1986 through March 1987 cosponsored by the New York Yacht Club", Mystic Seaport Museum Stores, 1986, 71 pag.
en
B. Tomsett, "America Analyzed", in: Nautical Research Journal, Vol. 40-2 (1995), pp. 77-88 (Hull) en pp. 192-199 (Sail Plan).
Bobb Tomsett, de auteur van dit laatste artikel, is een (semi-?) professionele modelbouwer die veel research doet en een voorkeur heeft voor loodssloepen en schoeners. Vooral het tweede deel van zijn artikel (Sail Plan) maakte mij nieuwsgierig. Hij vergelijkt een aantal uit archieven van musea bekende zeilplannen. Daar zitten nogal verschillen tussen, soms verklaarbaar maar soms ook wat moeilijker.
Zo is het eerste het oorspronkelijke plan getekend door de ontwerper voor de zeilmaker. Maar na een aantal proefvaarten en -races in de havens van New York kwam hij tot de conclusie dat ze overtuigd was, en zijn er wijzigingen aangebracht. Van dit aangepaste zeilplan zijn geen gegevens van de ontwerper bekend.
Waarschijnlijk tijdens een dokbeurt in Portsmouth in augustus 1851 is de America opgemeten door medewerkers van de Engelse Marine (Admirality). De gegevens van deze metingen zijn (helaas door de tand des tijds behoorlijk aangetast) terecht gekomen in de archieven van het Nationaal Maritiem Museum in London. De gegevens van de romp kloppen volgens Tomsett (1995) redelijk tot goed met andere bronnen, het zeilplan geeft echter aanzienlijk kleinere zeilen aan dan men zou verwachten. Wellicht was de werkdruk tijdens de opmeting te groot om ook het zeilplan goed in kaart te brengen:
Nesbett (2009) zei:
America had come into the Portsmouth shipyard drydock for repair, because she had scuffed away about 30 feet of her false keel. James Steers diary indicated she had been only out of the water for between noon and 8 p.m. The Admiralty’s commanding officer made every possibile effort to have his yard crew work expeditiously and ship shape. She saw a lot of effort during these few eight hours. Perhaps she might not have been an optimal opportunity for measurement.
Een derde zeilplan vanuit die tijd van de hand van ene Stearman, een Engelse ingenieur wordt door Rousmanière (1986) aangemerkt als het best bekende, mede gezien de detaillering ervan. Onderstaande versie is uiteraard te klein voor details, maar vanaf de A3 kopie die ik kon maken in het museum zijn zelfs de handgeschreven teksten (soms met een loep) leesbaar:
Vrijwel alle afmetingen, als diameters en lengten van rondhouten, grootte van blokken etc staan in de tekening of ernaast vermeld. Ook de zwaarte van het belangrijkste tuigwerk staat erin. Dat was trouwens even schrikken. Ik zag dat bijvoorbeeld de fokkestag aangegeven wordt als "10 inch rope". Als je dat op schaal berekent is dat 3,9 mm!!! Ik al kijken of dat geen schrijffout was, maar nee. Totdat ik erachter kwam dat de zwaarte van touwwerk wordt aangegeven als de omtrek van de doorsnede, en niet de diameter. Op zich niet onlogisch, want het meten van de diameter van een touw is veel onbetrouwbaarder dan die van de omtrek. Dit zal misschien algemeen gebruik zijn, maar deze leek wist daar niet van. De diameter van het touwwerk is dus een factor π kleiner dan de omtrek, wat voor de fokkestag uitkomt op ruim 1,2 mm. Dat is overigens nog wel aanzienlijk zwaarder dan de 0,8 mm die de Mamoli tekening aangeeft.
Het feit dat Tomsett niet direct wegloopt met deze plannen ligt zo te lezen voornamelijk aan wat onnauwkeurigheden bij de weergave van de romp. Maar dat was kennelijk niet het doel van deze tekening, dat was veel meer het zeilplan. Een aantal details die in andere bronnen in woorden worden beschreven, komen vrijwel exact overeen met de tekening (deze komen later, met name bij het optuigen nog wel aan de orde). Vandaar dat ik wel vertrouwen heb in deze plannen, en ze maar eens vergeleken heb met het Mamoli tuigplan:
Alles in zwart/grijs zijn de Mamoli plannen, blauw zijn de rondhouten, groen zeilen en rood wat belangrijke tuigtouwen volgens Stearman.
Wat het meest opvallende verschil is zijn de mastlengten, met name die van de grote steng. Deze is bij Stearman niet alleen korter, ook de lengte van de topmasten (bij de grote mast gelijk aan de overlap met de steng) is aanzienlijk korter. Stearman geeft hiervoor 7 voet (32,3 mm op schaal), terwijl bij Mamoli dit 45 mm is.
De boegspriet is korter, maar doordat het uitstekende deel van de kluiverboom weer langer is, komt de totale lengte weer goed overeen. De doorsnede van de boegspriet moet binnenboord volgens Stearman 16 inch (6,2 mm op schaal) vierkant zijn, buitenboord verlopend naar 10 inch rond (3,8 mm op schaal). Bij Mamoli is dit respectievelijk vierkant 5 mm en rond 3 mm, toch ook weer een behoorlijke afwijking. De door Mamoli getekende kluiverboom wijkt zowel qua afmeting als qua bevestiging in grote mate af van de gevonden beschrijvingen. Dat komt straks wat gedetailleerder aan de orde.
De gaffels zijn iets korter, maar niet spectaculair. Maar ze blijken qua doorsnede wel behoorlijk "oversized" te zijn bij het Mamoli model. Daarin verlopen ze van ø 4 mm aan de mast tot het midden, naar ø 3 mm aan het eind, maar volgens de gegevens van Stearman zou dit resp. ø 2,5 en ø 1,5 moeten zijn. Verder blijkt uit de tekening van Stearman dat bij de gaffels geen ringen voor het bevestigen van de blokken voor de lift worden gebruikt, maar dat deze rond de gaffel zijn gestropt. Dit wordt trouwends bevestigd door meerdere schilderijen en foto's uit later jaren.
En als laaste voor wat betreft de gaffels kwam ik de volgende beschrijving tegen:
Nesbett (2009) zei:
America’s mainsail was bent to the gaff by essentially a jack-stay, a wooden batten strip supported along the top of the gaff and perforated through holes. The head’s sail was bent roving by rope lacings. The perforated batten was intended to prevent chafing across the spar.
Een lat dus aan de bovenkant van de gaffel, met ingeboorde gaten waardoor het touwwerk loopt waarmee het zeil wordt aangeslagen, ter voorkoming van het opstropen van het zeil langs de gaffel.
Dan stel je jezelf de vraag: wat gaan we doen. Eigenlijk is dat jezelf voor de gek houden (tenminste bij mij), want ergens weet je al wat je gaat doen. Daar komt nog bij dat de masten om te bouwen zijn, want alles wordt wat korter, en ik de giek, gaffels en boegspriet in ieder geval wilde overmaken vanwege de storende verschillen.
Het besluit was dus eigenlijk al genomen. Bij de gaffels ben ik qua diameter uit praktische overwegingen iets afgeweken, verlopend van ø 3mm naar ø 2mm, met aan de bovenkant een 1 x 1 mm latje gelijmd waarin aan de onderkant gaatjes van 0,6 mm geboord worden ter plaatse van de zeilringen. Uit een proefstukje bleek dat dat wel gaat lukken.
Het aanpassen van de lengten van de masten viel best wel mee, zeker doordat er nog niets geverfd/gespoten en vastgelijmd was. Nu, de tweede keer wel alles in kleur gespoten en vastgelijmd, behalve dat de masten nog niet in de romp zijn gelijmd (dat gebeurt pas direct voor het optuigen):
Bij de boegspriet zijn de wijzigingen nog het grootst. Op de één of ander manier hebben ze daarbij bij Mamoli er een potje van gemaakt. In de eerste plaats wordt in diverse bronnen gesproken over een boegspriet van totaal 37 voet lang, waarvan 17 voet buitenboord steekt (resp. 171 en 78,5 mm op schaal). Bij Mamoli is dat resp. 157 en 92 mm. Hij moet dus langer zijn en minder ver buitenboord steken. Dit wordt bevestigt door de Stearman tekening, waarop de plaats van de beting waarin het (vierkante) uiteinde van de boegspriet is opgesloten, staat aangegeven. Dat ziet er schematisch zo uit:
Op de eerdere tekening van het tuigplan is die beting aangegeven met een rode pijl. Deze moet dus veel verder naar achteren, bijna naar het linker uiteinde van de blauwe lijn die de boegspriet aangeeft.
Verder vond ik de volgende beschrijving van de kluiverboom die vlak voor de race bij Wight in 1851 werd aangebracht:
Nesbett (2009) zei:
The additional timber boom was 41 feet long. The yacht’s bowsprit was 17 feet outboard, so the forward cap of the boom was an approximately 24 feet more.
Dat betekent dus dat de kluiverboom (nummer 508 in voorgaande schets) niet, zoals bij Mamoli afgesteund kan zijn op de beting aan het einde van de boegspriet, maar volledig buitenboord steekt. Als bevestiging heb ik maar gekozen voor een zadel op de boegspriet waar het uiteinde van de kluiverboom dan op rust. Dit wordt bij oude schepen wel meer zo gedaan, de woeling waarmee de kluiverboom dan aan de boegspriet wordt vastgemaakt, maak ik dan wel als ik met de tuigage aan de slag ga.
Merk op dat de kluiverboom niet boven de boekspriet zit, maar 45° verdraaid. Dit is omdat hij anders in de weg zou zitten voor de fokkestag die naar het uiteinde van de boegspriet loopt.
De fokkestag is trouwens nog een verhaal apart. Bij het Mamoli model is deze aan het uiteinde van de boegspriet bevestigd en loopt dan naar de top van de fokkemast. Als beschrijving van de fokkestag vind ik echter het volgende:
Nesbett (2009) zei:
Her forestay goes over the foremast head with an eye, and leads through the bumpkin end, and is set up on its own end to a short long iron link, which passes through the stem.
Dit zijn overigens niet Nesbett's eigen woorden, hij citeert hier uit de dagboeken van James Steers, een broer van de ontwerper George Steers die aan boord was in 1851.
Wat je eruit kan halen is dat de fokkestag vanaf de onderkant van de fokkemasttop (wat je hommer zou kunnen noemen) loopt
door het einde van de boegspriet naar een ijzeren stang die door de voorsteven is gestoken. Dit is precies zoals het op de Stearman tekening staat:
Hij verbindt het 10 inch touw door (moeilijk te zien) een stel jufferblokken of een stel doodkopsblokken met een ijzeren staaf van 1,5 inch die aan de voorsteven is bevestigd. Daarnaast is er nog een waterstag van 1 inch ijzer van het uiteinde van de boegspriet naar de voorsteven. Het Mamoli model bevestigt de fokkestag aan de bovenkant van het uiteinde van de boegspriet en heeft twee waterstagen naar de voorsteven, die beide met een takel van een enkel en een dubbel blok vanaf dek gespannen kunnen worden. Dit was in het oorspronkelijke model al zo, en ik kan me nog herinneren dat ik dit een vreemde constructie vond (ook weer toen ik het laatst aan het afbreken was), maar nu begrijp ik dus dat dit gewoon of een simplificatie of een misinterpretatie van Mamoli is. Ik ga het in ieder geval op de goede manier doen (het gat in de boegspriet kap voor de fokkestag is al voorbereid), hoewel ik nog twijfel over de waterstag van 1 inch ijzer. Elders vind ik namelijk:
Nesbett (2009) zei:
She has small bumpkin shrouds and a chain bobstay, all set up by screws.
Dus een ketting als waterstag (bobstay), zoals je wel meer ziet bij oude schepen. Eerlijk gezegd voel ik daar meer voor omdat het realistischer lijkt dan een ronde staaf ijzer over de volle lengte. Maar uit "set up by screws" begrijp ik dat er voor het aanhalen schroefspanners gebruikt zouden worden, en geen juffers of doodskoppen. Dit kan gelukkig nog even wachten tot ze definitief opgetuigd gaat worden.
Voor het optuigen staan nog op het programma:
- inrichting en afwerking van het dek;
- afwerken buitenkant romp.
Eerst het dek dan maar. Als dat klaar is een volgende aflevering.
Groet,
Ad